Literatuur
- Vries, Dirk J. de, "Kapconstructies uit de 18de eeuw: stilstand of vernieuwing?". In: Bulletin KNOB [ISSN: 0166.0470], 2008 [jrg 107, nr 5 & 6], blz. 224-232. Hierin vooral blz. 227-231 (De Vries behandelt diverse vormen van daken die een complexe structuur hebben met twee of drie evenwijzige nokken. Erzey (18e eeuw) omschrijft "Als een erf zeer breed is, het welk men een dubbelden grond pleeg te noemen, zijnde ruim 36 voet breed, zoo laat men om niet te hoog te kappen dezelve van binnen in killen, en maakt genoegzaam een dubbele Kap, het welk men als dan gewoon is een kap met een zak te noemen". Meestal ligt de plaats van de zakgoot boven een binnenmuur, anders is er een hulpconstructie nodig, zoals in het voorbeeld van de Lutherse Kerk te 's-Gravenhage met een hangwerk met dubbele stijlen en twee evenwijdige zakgoten. Op de hoogte van de zakgoot gaat het artikel niet speciaal in. Wanneer de zakgoot direct op de tussenmuur zou rusten zou men meestal van twee kappen kunnen spreken. In de getoonde voorbeelden van dubbele kappen ligt de zakgoot verhoogd: op de dekbalk van het onderste juk, soms echter op op de dekbalk van het tweede juk (of tweede hanenbalk). Een voorbeeld is de 18e-eeuwse vorm van de kap van kasteel Loenersloot, met een zakgoot op het tweede juk en hieronder een hangwerk.)